'Het is nog niet genoeg bekend, dat de schrijver van een boek ook de auteur is van de tekst op deze flap, want altijd is hij te bang voor zijn ijdelheid (of zijn ironie) om haar te ondertekenen. Wantrouw de verlegenen en bescheidenen! Er zijn schrijvers die alleen boeken schrijven met het oogmerk, zichzelf hier genieën te noemen. Ook ondergetekende heeft zich in dit genre diabolische buitensporigheden veroorloofd, die tot zijn verbazing en tevredenheid toch steeds overtroffen werden door de kritiek. Hij geeft zich gewonnen.
Och, de novellen in dit boek zijn weergaloos; u bent gek als u ze niet koopt. Enkele hebben in tijdschriften gestaan, 'Keuring' b.v. in wijlen Libertinage, en daarover schreef Gomperts in Het Parool: 'Dit verhaal behelst niet alleen een fascinerend verslag van een caricaturale keuring voor de militaire dienst (waarin de rekruten 'echt' worden beschoten en aan andere gruwelen onderworpen), maar het is tevens, op een ander niveau, het uitvloeisel van een mislukte liefdesverhouding. De hoofdpersoon meet zich, ter wille van de geliefde die hem verlaten heeft, met de verschrikkingen van het bestaan en wordt afgekeurd.'
N.a.v. van (sic) een lezing meldde Hans van Straten in Het Vrije Volk: 'Een stad in de zon' was een zeer boeiend verhaal over een catastrofe, die zich in een berglandschap voltrekt aan de knecht van een concertpianist. Het was moeilijk te zeggen wat meer indruk maakte: de onheilspellende aankondiging (de man hoort stemmen in het lichaam van een paard) of de huiveringwekkende voltrekking van de totale vernietiging. Niet minder boeiend was 'Wat gebeurde er met sergeant Massuro?': een luitenant op Nieuw Guinea, die verslag uitbrengt van ...' - waarvan?
En dan 'De sprong der paarden en de zoete zee'! 'Dit is een meesterwerkje,' schreef Hans Warren in de Zeeuwse Courant, 'dat wereldliteratuur dient te worden, één der beste nederlandse verhalen die er bij ons weten bestaan. Op onnavolgbare, volkomen originele wijze wordt hier een thema vier keer gevarieerd, tot het van een eenvoudig verhaaltje over een 13-jarige jongen de afmetingen van een hevignoordse sage aangenomen heeft. Al Mulisch' vertellersgaven komen hier op briljante wijze tot hun recht. We raden ieder aan dit meesterlijke verhaal te lezen.'
Kijk, dat zou ik zelf niet beter kunnen formuleren.
U hebt het begrepen: ik ben een groot schrijver, daar helpt geen moedertjelief aan.
Harry Mulisch