Na de begrafenis van zijn moeder wandelt Stoffel Vanheule samen met zijn vader en broer terug naar huis. Hij is zestien, het verlies van zijn moeder en het voelbare maar doodgezwegen geheim over zijn afkomst laten hem niet met rust. Waarom stoppen de mensen met praten als hij de beenhouwerij betreedt? Waarom heeft zijn grootvader Victor een litteken in zijn gezicht? Het zijn vragen die hem als kind al bezighielden, maar die nu, na de dood van zijn moeder, op een dwingende manier een antwoord eisen.
Bekroond met de Bronzen Uil en de Prijs Letterkunde West-Vlaanderen