De jonge Kaz’leh groeit op in de wereld van Naf’Ti, waar hij behoort tot het volk van de Shan’Dani. Hij leert er dat zijn volk naar het zuiden verbannen werd, nadat ze door de oppergod Ek’lah werden verslagen in een lange, bloederige strijd. Wanneer Kaz’leh zijn dorp moet verlaten, gebeurt dit niet zonder slag of stoot. Als banneling moet hij komaf maken met onwetendheid én met vijanden in een nieuwe wereld waarin hij zijn plek nog moet vinden. Tegelijkertijd begint hij te spitten in de persoonlijke geschiedenis van zijn familie en dat roept vragen op. Welke rol speelt hijzelf in het redden van zijn verbannen volk?