De Algerijnse familie van Ziad heeft wortels in de streek van de Amazigh, de vrije mensen. Maar Ziad voelt zich allesbehalve vrij in zijn ouderlijk huis: alles wat voor zijn klasgenoten vanzelfsprekend is – eerste liefdes, eerste cafébezoek, op kamp gaan – is voor hem taboe. Alleen ’s nachts, wanneer hij uit zijn slaapkamer wegglipt om via de chat contact te zoeken met jongens, voelt hij een glimp van vrijheid.
Alles verandert wanneer hij na de middelbare school op kamers gaat. Verlost uit een gezinssituatie waarbij elke beweging onder een moreel vergrootglas wordt gelegd, stort Ziad zich vol overgave in het Gentse nachtleven. Hij ontmoet een bonte stoet nachtvlinders, heeft stormachtige en intense relaties en leeft op een eindeloze stroom roesmiddelen, in de vorm van liefde of pil. Als hij de mysterieuze en charismatische Anna ontmoet gelooft hij een zielenzuster te hebben gevonden. In elkaars gezelschap voelen ze zich onoverwinnelijk. Tot ze, na weer een hallucinante nacht in de club, in de auto stappen en in volle vaart op een vrachtwagen knallen.
Als Ziad ontwaakt is hij – letterlijk – een gebroken man: bijna geen bot in zijn lijf is nog heel, en zijn rechterarm is geamputeerd. Er volgt een lange weg van revalidatie, die al zijn relaties, met familie en vrienden, op scherp stelt. De vrije man is een bloedstollend moedig relaas over de zoektocht naar vrijheid.