Zijn harde vingers groeven in het vlees van mijn arm tot ik kwaad begon te worden. Hij hing ver over de balustrade en staarde naar beneden alsof hij stapelgek was geworden, zijn getaande gezicht zo wit als maar mogelijk was. Samen met hem keek ik in het water aan de rand van de verzonken steiger. Traag zwaaide langs de rand van die groene plank onder water iets vanuit de duisternis, aarzelde en verdween weer onder de steiger uit het zicht. Dat iets had veel te veel geleken op een menselijke arm...