Drie vrouwen, niet bij name genoemd, als ik-vertellers in drie korte romans: Permafrost, Boulder, Mammoet. Ze hebben niets met elkaar te maken, maar ze spreken alle drie uit ongemak. Ze leven in de maatschappij, maar bewandelen de grenzen ervan omdat ze zich er ongemakkelijk voelen. Lucide zijn ze, maar bij alle drie is er sprake van gebrekkige communicatie, ze communiceren door middel van seks. Alle drie zijn ze ‘de vrouw op de berg’ – mentaal alleen, en onbereikbaar.
Baltasar was al een gelauwerd dichter voor ze aan deze romans begon. De taal om uit te drukken wat ze wil zeggen en hoe, is als was in haar handen. Haar ‘training’ als dichter is in alles merkbaar. Ze demonstreert haar superioriteit als chroniqueur van queer stemmen en personages die door een vijandige wereld navigeren in proza dat zo broos en mooi is als een oude sage.