De waarschuwer opent idyllisch: een jonge moeder staat eten te koken. Ze is gelukkig. Haar baby slaapt in de kinderwagen onder een beukenboom achter het huis. Ervan overtuigd dat alles goed is met haar kleine schat, eet ze met haar man en vrijt ze met hem. Wanneer ze naar buiten gaat, krijgt ze de schok van haar leven. De waarschuwer is geen roman over een misdrijf, maar een vertelling over een tekort aan zorg, over eenzaamheid, maar ook over hoop. Het allermeest toont het boek aan hoe kwetsbaar ons bestaan is. Er is maar weinig nodig om een leven te ruïneren.