In De wandeling vlucht een schrijver weg van het lege vel papier voor hem, naar buiten. Hij wandelt door een kleine stad en door bos en open veld, opmerkzaam op elk detail. Zo nu en dan ontmoet hij iemand, zoals een boekhandelaar, een belastinginspecteur, een dame, een zingend meisje en een reusachtige man genaamd Tomtsjak. Aan het slot worden de randen van zijn gemoed steeds donkerder.
De wandeling wordt wel gezien als een allegorie op het scheppingsproces, waarin schrijven een middel is om aan het leven te ontsnappen.