De hedendaagse Nederlandse pers reageerde vol lof op de heruitgave. Maarten `t Hart (NRC Handelsblad) noemde hem een `begenadigd verteller', wiens werk terecht aan de vergetelheid is ontrukt. Peter van Zonneveld (Vrij Nederland) wees op Haafners anti-koloniale engagement en zijn radicale denkbeelden.
Het tweede deel van de Werken van Jacob Haafner bevat de teksten van 'Reize te voet door het eiland Ceilon' (voor het eerst gepubliceerd in 1810) en 'Reize naar Bengalen en terugreize naar Europa' (dat in 1822 verscheen en was samengesteld door Jacob Haafners oudste zoon).
De 'Reize te voet' speelt in het jaar 1783, toen Haafner 29 jaar oud was. Hij was op het eind van 1782 met zijn vriendin Anna op Ceylon aangekomen en vast van plan een rustig bestaan te gaan leiden na alle enerverende gebeurtenissen van de voorgaande jaren op de Coromandelkust. Nog geen half jaar later werd hij echter opnieuw door een 'ongeneeslijke reislust' bevangen. Samen met enkele vrienden besloot hij een voettocht over het eiland te gaan maken, van Jaffnapatnam maar Colombo, langs de kust. Het werd een avontuurlijke en soms gevaarlijke tocht. Op de terugreis liet hij zich overhalen op zoek te gaan naar een schat, meer in het binnenland. De schatgraverij liep uit op een spannende overlevingstocht in het Ceylonese oerwoud, waarvan Haafner in dit boek op uiterst levendige wijze verslag doet. De schat werd uiteraard niet gevonden. Het mocht een wonder heten dat hij na alle ontberingen heelhuids in Jaffnapatnam terugkeerde. Daar wachtte hem een grote teleurstelling: zijn vriendin Anna had hem verlaten en was teruggegaan naar India.
Overmand door liefdesverdriet besloot hij Ceylon te verlaten. Hij wilde zijn geluk in Bengalen beproeven, bij de Engelsen. In Calcutta hoopte hij Anna te kunnen vergeten en een nieuw bestaan op te bouwen. Hij bleef er van eind 1783 tot eind 1786, trad in dienst van een Engelse koopman en oud-bestuursambtenaar, maar was ook als zelfstandig handelaar werkzaam. Over zijn leven in Bengalen handelt 'Reize naar Bengalen en terugreize naar Europa'. Het geeft een indruk van het leven in Bengalen en in de hoofdstad Calcutta en bevat daarnaast allerlei observaties over de Indiase samenleving en cultuur. Het is in deze vorm niet door Haafner zelf geschreven, maar samengesteld door zijn zoon, Christiaan Mathias, die drie verschillende tekstgedeelten in dit boek heeft samengebracht, namelijk de reis naar Bengalen, aantekeningen over samenleving, cultuur en godsdienst van India, en een korte beschrijving van de terugreis naar Europa. Dit laatste stuk is niet in de huidige heruitgave opgenomen, maar verschijnt in deel 3 van deze serie, waarmee het verhaal van Jacob Haafners reizen dan op logische wijze wordt afgesloten. De 'Reize naar Bengalen' toont Haafner als kenner van de Indiase cultuur en van het Hindoeïsme. Uitvoerig staat hij stil bij de Indiase godenwereld, feesten en gebruiken, en bij de geschiedenis van het land. Over het Engelse koloniale bewind is hij slecht te spreken. Ook in dit deel toont Haafner zich een radicale criticus van het kolonialisme.
In de inleiding beschrijven de bezorgers de wijze waarop Haafners werk in Nederland (en in het buitenland) is ontvangen. De reacties waren vaak lovend. De bloemrijke stijl, de spannende avonturen, de bewondering en liefde voor de Indiase bevolking, de kritiek op het kolonialisme, dat alles werd door de recensenten opgemerkt. Multatuli vond in een bloemlezing van de Nederlandse literatuur alleen het daarin opgenomen stuk van Haafner de moeite van het lezen waard. In de loop van de negentiende eeuw nam de literaire waardering voor Haafners reisverhalen af. De nadruk kwam toen steeds meer te liggen op de cultuurhistorische waarde van zijn werk.
Deel 94 (1995) in de Werken van de Linschoten-Vereeniging.