De winterkraaien zijn zeven mannen die de wintertijd, als het veen te hard is om turf te graven, gebruiken om "de brand", de zware boomknoesten, uit het veen te graven. Op een stormachtige dag verdrinken de zeven winterkraaien als hun bootje op een woelige vaart omslaat. De schrijver voert zijn lezers dan terug in het leven van de zeven mannen om na te gaan hoe zij hun leven geleefd hebben. Deze flash-backs geven een scherp getekend beeld van het primitieve, leven dat bijna onlosmakelijk verbonden is met de aarde zelf.