In De wonderlingen raken twee verhalen met elkaar verstrengeld: één in woorden en één in beelden. Het beeldverhaal begint in 1766 met Billy Wonderling, een eenzame schipbreukeling die in het theater gaat. Het prozaverhaal speelt zich af in 1990 en gaat over Josef, die weggelopen is van de kostschool en terechtkomt bij een vreemde oom in een nog vreemder huis. Langzaam ontdekt Josef zijn afkomst en die is op vreemde wijze verweven met het verhaal van Billy. Aan het einde van het boek komen beide verhalen op grandioze wijze samen. Een verhaal vol mysterie, levendige personages, verrassende twists en een ontroerende ontknoping.