‘Halt, stoppen! Jullie mogen niet verder. Eerst zeggen waar je heen gaat en betalen!’ De wandelaars kijken geschrokken om zich heen. Waar komen die stemmen vandaan? Het lijkt wel of ze uit de lucht komen. Of uit de bomen. Jaap en zijn vriend Joost spelen dat ze ridders zijn. Ze hebben een kasteel gebouwd, boven in een boom. Op de torens wapperen vlaggen en ertussenin schittert een prachtig gekleurd glas-in-loodraam. Ze hebben hun slaapzakken en zaklampen bij zich, want vanavond mogen ze in hun boomkasteel slapen. Opeens staat er een échte ridder voor hun neus. Ridder Adalbertus neemt hen mee naar zijn kasteel. Op zijn prachtige zwarte paard rijden ze door een geheimzinnige tunnel. Maar... wat doet een echte ridder eigenlijk in de 21e eeuw? Of zijn Jaap en Joost soms in een andere tijd terechtgekomen?