ISBN: 978.94.9154.554.2
In het Vlaanderen van eind 19de eeuw is Stijn Streuvels een van de allereerste fietsers. Dat nieuwe stukje spitstechnologie verbreedt letterlijk en figuurlijk zijn horizon "...en vooral verschaft het den wellust om een overdaad van krachten los te laten, om ' t genot en de donkerheid te smaken der snelheid, die door eigen krachten bekomen wordt."
Auteur Cornillie verbleef een winter in het Lijsternest in Anzegem en raakte gefascineerd door de liefde van Streuvels voor het rijwiel. Dit boek schakeert enkele velosofische bedenkingen bij het werk van Stijn Streuvels en zoomt in op het minder bekende, maar daarom niet minder interessante boekje 'Mijn rijwiel' (1915). Cornillie kroop in zijn wiel en schetst op een bevlogen en luchtige manier de velocyclist die tegelijk ook een groot koersliefhebber bleek te zijn. Streuvels raakte namelijk bevriend met Karel Van Wijnendaele (stichter van de Ronde van Vlaanderen) en op een keer ontving hij in Het Lijsternest (zijn residentie) zelfs de Italiaanse wielerheld Gino Bartali. Zijn leven lang blijft de auteur, van o.a. 'De Vlaschaard' en 'Het Leven en de Dood in den Ast' een fervent fietser. Want "... zeker is't, die zich eens op een rijwiel waagt, blijft er aan plakken!"
Meer informatie
Een bundel velosofische overpeinzingen van Patrick Cornillie, tot stand gekomen tijdens zijn verblijf als 'writer in residence' in het Streuvelshuis, eind 2016.
Inclusief het oorspronkelijke werk 'Mijn rijwiel.'
Stijn Streuvels, pseudoniem voor Franciscus Petrus Maria (Frank) Lateur (Heule, 3 oktober 1871 - Ingooigem, 15 augustus 1969) was een Vlaams schrijver.
Streuvels geldt als een van de belangrijkste vernieuwers uit de Nederlandstalige letteren van zijn tijd. Hij schreef naturalistische verhalen, geïnspireerd door Émile Zola en de grote Russen van die tijd (vooral Tolstoj).
Hij was autodidact en las en sprak meerdere talen, onder andere Frans en Duits. Noors kon hij lezen, maar Russisch kreeg hij nooit onder de knie. Onder andere het werk van Tolstoj vertaalde hij echter toch, aan de hand van Duitse vertalingen.
De literatuurkenners zijn het er over eens dat de visionaire sterkte van zijn werk, de onverbiddelijke erkenning van de werkelijkheid, zonder moraliserende commentaar (Albert Westerlinck), de scheppende taalkracht van zijn proza en de universaliteit van de behandelde thema's, zijn werk hebben opgetild boven het particularisme en de streekliteratuur.
Uit het archief met nominaties voor de Nobelprijs voor de Literatuur bij de Zweedse Academie blijkt dat Streuvels van 1937 tot en met 1957 dertien keer genomineerd is geweest voor de Nobelprijs. Ook in 1965 was hij genomineerd.
Hij werd geboren als derde kind van Kamiel Lateur en Marie-Louise Gezelle, een jongere zus van priester-dichter Guido Gezelle. Vader Lateur was kleermaker en een zwijgzaam man, in tegenstelling tot zijn vrouw die graag en boeiend sprak en vertelde. Nadat Stijn Streuvels school had gelopen bij de zusters in de plaatselijke nonnenschool, stuurden zijn ouders hem in 1883 naar het St.-Jan-Berchmanspensionaat in Avelgem, waar zijn letterkundige begaafdheid voor het eerst tot uiting kwam.