De zeven verhalen uit de rijke geschiedenis van Alkmaar gaan over helden en huichelaars, snoevers en sloebers, weldoeners en wreedaards. Ieder mens komt in zijn leven voortdurend voor keuzes te staan: kies ik voor mijzelf of kies ik voor de ander? De hoofdpersonen in deze verhalen kiezen voor de ander, een naaste in de ruimste zin van het woord, en laten zien dat ze hun naaste liefhebben omdat zij er in woord en daad naar leven. Zij verrichten een van de Zeven Werken van Barmhartigheid. In Een doekje voor het bloeden (1509) zorgt kostersdochter Folca op slimme wijze voor de armen van de stad. In het verhaal De smokkelaarster (1573) weet de zestienjarige Grietje tijdens het Beleg van Alkmaar door de Spaanse linies heen te breken om naar haar behoeftige grootouders te kunnen gaan. Een bootje van eikenschors (1611) beschrijft het leven van Wollebrand Geleynsz de Jong, die het van wees tot weeshuisregent bracht. Eefje, de dochter van de Meester van Alkmaar, weet het in het verhaal Toch in gewijde grond (1504) voor elkaar te krijgen dat Gerrit Gluur na zijn terdoodveroordeling een fatsoenlijke begrafenis krijgt. Lideweij sluit in Als stille sneeuwval (1520) een gedurfde weddenschap af. Zal het haar lukken de gevaarlijke pelgrimstocht op tijd te volbrengen? In De ziekentrooster (1656) ontpopt de schrijver van testamenten, Jeremias Hamel, zich tot een ware trooster van stervende pestlijders. De jonge Joachim kan in Dansend op de wal (1611) maar moeilijk leven met al die verboden die het stadsbestuur van Alkmaar oplegt. Daardoor belandt hij in de kerker onder het stadhuis. Zijn vriendin Hylkje bedenkt een zeer gewaagd plan om hem vrij te krijgen. Achter in het boek is, op basis van dit verhaal, een stadswandeling opgenomen door het oude hart van Alkmaar.