In een nieuw huis, aan een kade aan de rand van Utrecht, kijkt de dichter terug op twee liefdes die voorbijgingen en pakt hij het leven langzaam weer op. De groenstrook, de dieren op de kade, de klussende buren, de wolken die boven het water hangen: ze hebben allemaal een rol in deze bundel. De poëzie van Chrétien Breukers is onbekommerd lyrisch. De lezer krijgt wat de lezer ziet, muzikale zinnen in een tijdloze verpakking. In welluidende verzen doet de dichter verslag van wat hem tot zingen aanzet: zijn afkomst, de liefde en de dappere gang door het dagelijkse leven.