'Ja mensen, zo leidt de drank ons allen op het verkeerde pad. Wie het glas opheft zal door het glas vergaan, en zo is het maar net.'
'Nou, op een gegeven moment is 't hoogste tijd. En hoe 't gegaan is heb ik alleen maar van horen zeggen. Maar 't schijnt dat Joop Tot en Teun mij naar huis hebben gebracht. En die hebben die kist van boven gehaald, beneden voor het raam gezet en mij d'rin gelegd. Deksel open en daar lag ik, een bos bloemen hebben ze op me buik gelegd. En naast de kist hebben ze kaarsen aangestoken en voor het raam een stuk karton en daar stond op: Hier rust de Zoon van Ouwe Klare.'
Een van de verhalen uit dat vrolijke, maar soms angstaanjagende schemeruur in een vaderlands café. Genoteerd door Rinus Ferdinandusse, die zo rond het begin van de jaren '70, toen alle dingen nog goed waren, en de bierviltjes nog echt eikenhout bevatten, voor zijn weekblad elke week zijn avonturen in het café vastlegde.
Leuke verhalen, drankverhalen, korte opmerkingen, zwaar doorleefde verhalen, maar géén Carmiggelt. Dat zeiden ook alle recensies van De zoon van Ouwe Klare. Kroegverhalen, lachwekkende verhalen maar nèt géén Carmiggelt. Ferdinandusse: 'Soms hoorde ik iemand zo mooi en afgerond een verhaal vertellen dat ik na afloop direct vroeg: heb je dat al aan Carmiggelt verteld? Meestal zeiden ze ja. Waarschijnlijk keek ik teleurgesteld want soms zeiden ze meteen: maar ik kan als 't moet 't ook wel een beetje anders vertellen.'
De zoon van Ouwe Klare. Herinneringen aan een tijd toen ons volk nog niet massaal dronk, en men er nog voor naar de kroeg ging om het allemaal uit te leggen.