Een jongeman meent zich alles nog te herinneren: hij stapte in een bootje op zoek naar een land met een tandarts, zijn vrouw bleef in het water achter en werd op het strand begraven, en er was ook nog ergens een kind. Door de shock verliest hij het zicht op de gebeurtenissen, maar zijn verblijfsvergunning hangt af van hoe geloofwaardig zijn rouw klinkt. In een reeks ongelegenheidsgedichten veegt hij zijn ondervragers de mantel uit.