'Maak dat je wegkomt!' Er zat niets anders op. Met hangende schouders was hij de trap naar de zolder opgegaan. Halverwege had hij nog eens omgekeken naar Alex, die nog altijd de wacht hield voor de deur van hun kamer. Met lood in de schoenen was hij verder de trap opgeklommen. Angstig had hij de deur van de zolder opengedaan, hij hoopte nog altijd dat het een grap was... Maar daar stonden zijn bed, een tafel en een stoel. Op de tafel zag hij een bord met boterhammen en een glas water. Hij begreep er niets van. Opeens werd de deur achter hem met een knal dichtgetrokken. Geschrokken snelde hij ernaartoe en greep naar de klink, de sleutel knarste al in het slot. Te laat! In paniek bonsde hij met beide vuisten op de deur, hij stampte en krijste. Hij huilde als een klein kind, uren aan een stuk. Maar de deur bleef dicht. Uitgeput bleef hij ervoor liggen. Die eerste nacht had hij niet in zijn bed geslapen.
Vik wordt door zijn oudste broer Alex naar de zolder verbannen en opgesloten. Zijn moeder, die hem deels verantwoordelijk acht voor het vertrek van haar man en haar verdriet nooit heeft kunnen verwerken, laat dit en andere pesterijen gebeuren. Vik ondergaat alles en trekt zich terug in zijn eigen wereld. Tot hij op school bevriend raakt met Nicolas, een uitbundige jongen die net zoals hij zijn jaar overdoet. Door zijn vriendschap met Nicolas vindt Vik zijn eigenwaarde langzaam terug en komt hij in verweer tegen zijn situatie.