Dit boek beschrijft de wederwaardigheden van Merel, een freelance journaliste van tegen de vijftig, die bovendien weduwe is. Nu haar drie kinderen de deur uit zijn, wil ze van alles gaan doen waarvoor ze nooit tijd had: uitgaan, parachutespringen, fietsen in Toscane. Wat zé niet wil, is een man. Dit spijt vooral haar vroegere schoolgenoot Frits, die haar een romanscript van zijn hand heeft laten beoordelen. In een jazzcafé raakt ze aan de praat met dierenarts Stijn, met wie het direct klikt. Hun beider ervaringen maken dat ze elkaar opnieuw willen ontmoeten, en allengs verdiept hun relatie zich. Intussen fantaseert Frits, die manische trekken vertoont, dat Merel ooit de zijne zal worden exact zoals de hoofdpersoon van zijn roman: deze lijdt aan onder een onbeantwoorde liefde en ziet op een zeker moment geen andere weg meer dan de vrouw van zijn dromen te doden