Dana Davidson is net zeventien jaar. In de zomer van 1970, wanneer haar moeder een paar maanden op vakantie is en haar vader een verhouding heeft, is ze alleen in hun statige huis aan het Vondelpark. Het is een warme, nieuwe zomer. Alles moet anders, alles moet open - de instituties, de relaties, de deuren en de ramen. De muren van haar veilige wereld beginnen te schuiven. Heen en weer geslingerd tussen de wil tot overgave en de angst zichzelf te verliezen probeert Dana zich staande te houden tussen de talloze verleidingen. Terug kan ze niet. Het echte leven krabt aan de deur.