In tegenstelling tot hun haast haarloze medeschepsels zijn het net de dieren die het leven van Delphine Lecompte hebben verrijkt. Aan de mensen om zich heen heeft zij bitter weinig gehad. Het waren telkens weer de dieren die redding en schoonheid boden. De dieren houden er immers geen bijbedoelingen opna. Ze zijn onverschillig, impulsief, wonderlijk en helend. Daarom brengt Lecompte in dit boek een ode aan alles wat gromt, briest, koert, balkt, sist, blaat of kwaakt. Het zijn heftige levensverhalen, maar wel met hier en daar een hond die zich tegen de schrijfster aanvlijt.
Delphine Lecompte is dichteres, verhalenvertelster en polemiste. Ze woont samen met haar twee bastaardhondjes Bernard (intelligent, koppig en meestal slechtgeluimd) en Zohra (imbeciel, flemerig en zorgzaam), aan wie ze nog veel teksten zal wijden.