De beschouwelijke en kritische werken van Samuel Beckett (1906-1989) lijken zich in de periferie van zijn oeuvre te bevinden, maar niets is minder waar. Feitelijk formuleren deze overwegend vroege teksten over grote, maar vaak ook onderbelichte figuren uit de literatuur en de schilderkunst (van Dante Alighieri tot Jack Yeats) een artistiek vertrekpunt dat nauwelijks aan actualiteit heeft ingeboet, en schetsen ze op zeer uiteenlopende -doch altijd trefzekere- wijze de contouren van de radicale esthetica die ten grondslag ligt aan zijn latere romans, verhalen en toneelstukken. De 'onwillekeurige herinnering' die hij in zijn fameuze essay 'Proust' (1931) benadrukt, of het in beginsel falende kunstenaarschap van de schilders Bram en Geer van Velde: het zijn noties die maatgevend zouden worden voor Becketts literaire werk - maar daarmee nog lang niet zijn uitgeput. Voor de vertaling van Beckett's Disjecta (aangevuld met het essay 'Proust') werd, met vaak verrassend resultaat, teruggegaan op de oorspronkelijke teksten. De polyglot Beckett schreef zijn beschouwingen behalve in het Engels ook in het Frans en het Duits, en lardeerde ze met onvertaalde Latijnse en Italiaanse begrippen en citaten, wat de toegankelijkheid bepaald niet bevordert. Voor het eerst verschijnt er nu een integrale vertaling van dit bij Beckett's leven gepubliceerde beschouwelijke werk, inclusief de weerbarstige fragmenten uit Joyce's werk in wording, Finnegans Wake. Vertaald en bezorgd door Vertalerscollectief Historische Uitgeverij en Ronald Kuil.