DRENTSE A
I
Morgens aan de rivier, morgens waarin
hij nog lijkt te overwegen
waarheen hij die dag
weer zal gaan,
of hij diezelfde hevige bewegingen
zal maken als altijd,
of niet meer,
of zijn deze eindeloze aarzelingen
de lege gebaren van iemand
die al niet meer bestaat,
en zich heeft neergelegd
bij wat hij is, tussen zijn oevers,
in het zinloze spoor
dat hij groef.