Ieder mens krijgt in zijn leven maar een paar mooie kansen. Als je ze niet grijpt, zit je, voor je het weet, te lamenteren over hoe het leven had kúnnen zijn.' Ze staarde naar haar handen voor zich op de tafel. 'Maar je verwacht natuurlijk niet dat het ooit zover komt.' 'Dat gevoel overvalt wel meer vrouwen met sleet op hun relatie en kinderen die pubers worden.' 'Dat weet ik niet!' zei ze scherp. Gwen Brijs zweeg. Ze kon zichzelf wel slaan. 'Daarbij, ik besefte al langer dat ik altijd voor een ander had geleefd, en ik vroeg me af: is er dan echt geen beter leven voor mij weggelegd?' Ze keek Gwen Brijs aan: 'Ik snakte ernaar om mijn leven opnieuw te beginnen.' 'Tijd kun je niet inruilen, ook al heb je 'm niet gebruikt.' 'Toch had ik een dodelijk verlangen naar meer.' 'Een dódelijk verlangen?' 'Ja.' Ze onderdrukte een bitter lachje. 'Ja. Raar dat ik dat zo zeg, hè? Maar vroeger was het ook gewoon eenvoudiger. De zielen van moordenaars zouden eeuwig krijsen in de hel. Daar kon je mee leven. In afwachting stak je hen hier in de gevangenis, of je gaf hun een sneller ticket naar de hel door ze op te knopen.' 'En nu kunnen we hen niet eens achter de tralies houden. Bedoel je dat?'
Als het noodlot toeslaat, blijft Ruth achter met een immens schuldgevoel en de pijn dat ze toch verder moet met haar leven. Ze zoekt een opening naar een nieuw leven, maar vooraf moet ze nog een rekening vereffenen.