Brussel begin 1919. De Eerste Wereldoorlog is voorbij. De stad begint te herleven en de militairen keren terug van het front. Kolonel Pynaert neemt zijn taak bij de politie weer op en zijn ordonnans De Cruyenaere wordt aangeworven bij de politie. De regering heeft beslist naar analogie van de befaamde Franse Brigades du Tigres, opgericht door Clemenceau, om ook in België een speciale politie op te richten, die rechtstreeks zal afhangen van de procureur des Konings. Pynaert is verantwoordelijk voor de oprichting. Ondertussen wordt er in een steeg in Brussel het lichaam gevonden van een tienjarig meisje, dat op een gruwelijke wijze om het leven werd gebracht. De gerechtelijke brigade onder leiding van Pynaert begint de jacht op de dader. Christian De Coninck neemt ons deze keer mee in het Brussel van het interbellum. Een stad die nog niet is geheeld van de oorlogswonden, waar telegrafie en telefonie worden beschouwd als technologische hoogstandjes en waar de politie werkt met het vergrootglas en vooral met veel gezond verstand. In dit boek, dat een vervolg breidt aan 'Dodendans' en 'Dodenmars', die zich afspeelden tijdens wo i, interpreteert De Coninck een waargebeurde zaak die Brussel in die jaren heeft opgeschrikt en in de ban hield.