Het begon zachtjes te sneeuwen. De sluipschutter keek over de loop van zijn geweer naar zijn slachtoffers aan de overzijde van de straat. Een gele tweedekker cirkelde boven het sprookjeskasteel van de Nationale Bank. In de kluis lag zoveel geld, dat het pijn deed aan de ogen. Geld stinkt, zeggen de mensen. Geld is het slijk der aarde. Tweemaal flauwekul. Alle klokken bimbambeierden tegelijk en een vuurpijl met een staart van fonkelende sterren verlichtte de nachtelijke hemel. Bam-bambam. De kogels zinderden door de koude winterlucht en feestvierders strompelden door de sneeuw, druipend van het bloed, met hun darmen als spaghetti tussen hun vingers. Golfjes kletsen tegen het staketsel en in de bocht van de Schelde spoelde eenlijk aan. Middernacht. De doodsklok luidde over de stad. Het was misdadig mooi.
In Doder dan dood vallen de speurders van de moordbrigade ? de commissaris, Sofie Simoens met haar cowboylaarsjes van slangenleer, Peeters, Tony Bambino, Desmet en al die anderen ? van de ene verbazing in de andere in de stad aan de stroom, waar de sneeuw natter, kouder en witter is dan elders in het land.
In Doder dan dood vallen de speurders van de moordbrigade ? de commissaris, Sofie Simoens met haar cowboylaarsjes van slangenleer, Peeters, Tony Bambino, Desmet en al die anderen ? van de ene verbazing in de andere in de stad aan de stroom, waar de sneeuw natter, kouder en witter is dan elders in het land.