Miriam Dobbelaere, een achttienjarig meisje, wordt na een avondje stappen verkracht in een afgelegen buurt. Miriam is de dochter van Antoon Dobbelaere, een bekend deurwaarder. Onder druk van haar vader dient Miriam geen klacht in, wat bij Van In voor de nodige frustratie zorgt. De volgende dag treft een wandelaar op het strand van Zeebrugge een lijk van een man aan die tot aan zijn nek in het zand begraven zit. Het blijkt om Carlos Minne te gaan, ex-adjunctkabinetschef van Justitie en lid van de commissie voorlopige invrijheidsstelling. Wanneer Van In erachter komt dat Minne en Dobbelaere samen op school hebben gezeten en dat beiden daags voor de moord aanwezig waren op een schoolreünie, spitst hij het onderzoek toe op de zonderlinge strandmoord.