Jan Mulder verhuisde een paar jaar geleden naar het platteland van Groningen, naar het geboortehuis van zijn vrouw Johanna, waar het uitzicht reikt tot aan de horizon, 360 graden in het rond. Mulder schrijft over de wonderschone stilte die hij zich nog herinnert uit zijn jeugd: we gaan voor de fijne stilte, met een zangvogel erbij, een eenmotorig vliegtuigje hoog in de lucht, een boom vol zoemende bijen kan ook. ' maar als hij de hysterie van de oprukkende windmolens in zijn achtertuin opmerkt is het gedaan met de rust. Het drijft hem tot wanhoop en diep van binnen wet hij dat hij een bloedige strijd tegemoet gaat, een conflict tussen goed en kwaad, stilte en lawaai, rechts en links, vrouw tegen man.
Doodstil, speciaal geschreven voor de Maand van de Spiritualiteit, toont Jan Mulder in topvorm: speels, nuchter en wanhopig op het hilarische af.