Sport verbroedert. Oorlog is haat. Sport is gezond. Oorlog is ellende. Sport is leven. Oorlog is dood. In alles zijn sport en oorlog niet met elkaar te verenigen en toch trok het voetbal in de Tweede Wereldoorlog wekelijks duizenden beoefenaars en tienduizenden bezoekers. Sportclubs groeiden als kool; in de zwaarste tijd uit onze moderne geschiedenis kende de Nederlandse sport een grote opleving. Zelfs ná de uitsluiting en deportatie van de Joodse leden. Sporthistoricus Jurryt van de Vooren deed baanbrekend onderzoek naar deze paradox in onze sportieve én nationale geschiedenis. Hij beschrijft hoe sport werd gebruikt als ontsnapping uit de ellende, maar ook als ideologisch wapen, als middel om soldaten te laten herstellen, als verzetsmiddel tegen de bezetter. Van de Vooren verzamelde data en merkwaardige verhalen die een nieuw beeld geven over de mens in de oorlog: over voetbalclub Swastika met vooral Joodse leden – mét swastika op het shirt. Over de kampioen van het Kale Koppen Kamp in Tjimahi. Over de 25 Nederlandse Olympiërs die werden vermoord in een concentratiekamp. Over de gehandicaptensport, die ontstond als behandeling voor gewonde militairen. En over de vele monumenten en gedenkstenen voor sporters, die nog altijd overal om ons heen te vinden zijn.