Het lag aanvankelijk niet in mijn plan eene voorrede bij deze novellen te schrijven, welke voor de Banier waren bestemd. Reeds was het Avontuur voor dat tijdschrift afgedrukt, toen mijne mede-redacteuren mij verzochten deze schets terugtenemen. Zij vreesden dat de Banier al die abonné's verliezen zou, welke gerangschikt kunnen worden onder de rubrieken: fatsoenlijke dames, bestuurderen van deftige leesgezelschappen, enz. Verschrikt over de mogelijkheid eener dergelijke uitwerking van mijn argeloos neergeschreven verhaal, boog ik terstond het hoofd voor hunne nauwkeurigere bekendheid met den smaak van het lezend publiek, en nam mijn stuk terug.
Het nu te veroordeelen tot de prullenmand of het vuur was onmogelijk om verschillende redenen, waarvan de voornaamste mijne opvatting van deze novellen als een geheel is, waarin drie ontwikkelingstoestanden van hetzelfde gevoel worden behandeld. Om in de Najaarsstormen en Fanny te kunnen schilderen, hoe de hartstocht, door maatschappelijke banden bekneld en onder den invloed van een overwegend verstands-leven, zich in het openbaar voor den schepter van het conventioneel fatsoen buigt, om in het geheim zijn dorst naar genot te bevredigen, en hoe hij aldus ziekelijk wordt, verkwijnt of alle waardigheid verliest en zich in het slijk wentelt, was het noodig in de tegenwoordige maatschappij naar een voorbeeld uittezien van den eenvoudigsten toestand van het gevoelsleven, die waarin het nog in vrijheid zijn innerlijken drang
[p. VI]
volgen kan, die waarin de liefhebbende vrouw, zonder eenige bijgedachte aan den prikkel van verboden genot, zich geeft alleen omdat zij liefheeft.
Op mijne vraag wat in het Avontuur ergernis zou kunnen opwekken bij de fatsoenlijke dames, bestuurderen van deftige leesgezelschappen enz. werd mij geantwoord dat er eenige gemeene woorden in voorkomen, een menigte ruwe uitdrukkingen in den mond van een liederlijken kerel en een al te nuchtere levenswijsheid in een gesprek tusschen vier jongelieden uit den deftigen stand.
Dit alles maakte bij de afzonderlijke uitgave een inleidend woord noodzakelijk, eensdeels om de fatsoenlijke dames, bestuurderen van deftige leesgezelschappen enz. te waarschuwen, anderdeels om hen te winnen voor de algemeene beginselen, die mij bij het neerschrijven dezer novellen hebben geleid.
Het nu te veroordeelen tot de prullenmand of het vuur was onmogelijk om verschillende redenen, waarvan de voornaamste mijne opvatting van deze novellen als een geheel is, waarin drie ontwikkelingstoestanden van hetzelfde gevoel worden behandeld. Om in de Najaarsstormen en Fanny te kunnen schilderen, hoe de hartstocht, door maatschappelijke banden bekneld en onder den invloed van een overwegend verstands-leven, zich in het openbaar voor den schepter van het conventioneel fatsoen buigt, om in het geheim zijn dorst naar genot te bevredigen, en hoe hij aldus ziekelijk wordt, verkwijnt of alle waardigheid verliest en zich in het slijk wentelt, was het noodig in de tegenwoordige maatschappij naar een voorbeeld uittezien van den eenvoudigsten toestand van het gevoelsleven, die waarin het nog in vrijheid zijn innerlijken drang
[p. VI]
volgen kan, die waarin de liefhebbende vrouw, zonder eenige bijgedachte aan den prikkel van verboden genot, zich geeft alleen omdat zij liefheeft.
Op mijne vraag wat in het Avontuur ergernis zou kunnen opwekken bij de fatsoenlijke dames, bestuurderen van deftige leesgezelschappen enz. werd mij geantwoord dat er eenige gemeene woorden in voorkomen, een menigte ruwe uitdrukkingen in den mond van een liederlijken kerel en een al te nuchtere levenswijsheid in een gesprek tusschen vier jongelieden uit den deftigen stand.
Dit alles maakte bij de afzonderlijke uitgave een inleidend woord noodzakelijk, eensdeels om de fatsoenlijke dames, bestuurderen van deftige leesgezelschappen enz. te waarschuwen, anderdeels om hen te winnen voor de algemeene beginselen, die mij bij het neerschrijven dezer novellen hebben geleid.