Dorothea door haar oom, bisschop Hemelsoet, uit het weeshuis
gehaald. Voor de buitenwereld is de bisschop een heilige,
iemand die ontzag en bewondering oogst. Maar Dorothea
weet wel beter: elke avond moet ze hem opsluiten in de kelder.
Daar vecht hij tegen de duivel die bezit van hem neemt.
Lieven is de zoon van de beul, veracht door de hele stad.
's Nachts gaat hij op zoek naar de weerwolf die al verschillende
slachtoffers heeft gemaakt. De moorden lijken op die
van vijftien jaar geleden toen de broer van bisschop Hemelsoet
als weerwolf ontmaskerd en geëxecuteerd werd.
Op een van zijn nachtelijke omzwervingen botst hij op Dorothea.
Als een bezetene klauwt ze zijn gezicht open, om de dag
nadien om een kus te komen bedelen. Heeft zij iets met de
moorden te maken?