Toen tekenaar peter van straaten nog een arnhemse schooljongen was, had hij een affectie voor s.carmiggelts in 1946 verschenen bundel honderd dwaasheden. Omdat hij nog steeds een aanzienlijk aantal der daarin opgenomen kleine avonturen van een anti-held met plezier kan herlezen, maakte hij een keuze uit deze in 1956 voor de vijftiende en laatste keer herdrukte bestseller. Zo ontstond dwaasheden. Peter schreef er een kleine inleiding bij. En illustreerde het rijkelijk, op een manier die treffend bewijst dat hij de sfeer van deze verhaaltjes precies aanvoelt. Een onbekommerd lees- en kijkboek van een schrijver en een tekenaar die, hoe groot hun verschil in leeftijd ook is, allebei dezelfde taal spreken omdat hun visie op mensen overeenkomt.