In mei 1943 vertrekt Jacobus Leonardus (Koos) de Wolf naar Duitsland. Hij is opgeroepen voor de Arbeitseinsatz en heeft daaraan gehoor gegeven om zijn familie niet in gevaar te brengen. Hij wordt tewerkgesteld bij Daimler-Benz in Sindelfingen, een stadje op zo’n 20 km van Stuttgart. Koos deelt zijn barak onder andere met de flamboyante Rotterdammer Dick Binnendijk, de latere impresario van Toon Hermans. Het werk is zwaar en binnen drie weken weet hij eronderuit te komen. Hierna wordt hij tewerkgesteld in een klokkenfabriek. Hij vindt onderdak in het nabijgelegen Böblingen waar hij een relatief aangenaam leven leidt. Regelmatig keert hij terug naar het lager bij Daimler. Daar verkoopt hij voedselbonnen aan zijn vroegere lotgenoten. Alles lijkt hem voor de wind te gaan, totdat ook Koos wordt geconfronteerd met de verschrikkingen die met de oorlog gepaard gaan.
“De vader moet een beeldend verteller zijn geweest, de zoon een beeldend schrijver.”
Trude Gerritsma, boekhandel De Omslag, Delft
Na de Arbeitseinsatz werden teruggekeerde arbeiders niet altijd hartelijk ontvangen, zelfs als collaborateurs beschouwd. Onterecht, want velen vertrokken uit lijfbehoud of vanwege verregaande bedreigingen. Koos de Wolf doorstaat relatief goed de dwangarbeid. Wat wringt is zijn machteloosheid over de wreedheden die zijn kameraden ondergaan. Zelf heeft hij door een slimmigheidje meer geluk. Geliefd door zijn veerkracht, rust, bereidwilligheid en vakmanschap ontstaan vriendschappen, soms een flirt, en Koos ontmoet ook goede Duitsers.
Zoon Ted de Wolf vertelt openhartig zijn vaders geschiedenis over dit onderbelichte thema. Bij de bombardementen zie je onvermijdelijk de huidige Oekraïense oorlogsbeelden voor je. Altijd en overal zijn burgers het slachtoffer.
Prachtig boek, ik had wel graag de teruggevonden foto’s afgedrukt gezien.