In Eden worden twee grote verhalen verteld. Het verhaal van een naamloos kind dat opgroeit in een woud dat zo groot en uitgestrekt is dat hij geen weet heeft van de wereld daarachter. De lezer is er getuige van hoe hij op een dag op de vlucht slaat voor een daad die hij niet heeft begaan.
En dan: in een psychiatrische inrichting pleegt een patiënt zelfmoord. Een andere patiënt, voor dood aangetroffen in het stadsbos, weet niet meer wie hij is. En er is de raadselachtige Stephanie, met wie ogenschijnlijk niets mis is. Psychiater Mendel Adenauer ziet zijn instituut als de plek waar het wrakhout van onze samenleving achterblijft en vraagt zich af of zijn opvatting dat de mens en de wereld kunnen worden geheeld, wel klopt.
In deze avontuurlijke roman toont Marcel Möring zich de grootse moralist en krachtige verhalenverteller die hij boven alles is.