Een dichter met een heldere, melodieuze stem was hij, Jan Eijkelboom (1926-2008). Zijn taal is zacht en kalm, maar zijn geest was onrustig. Zijn poëzie is de weerslag van zijn innerlijke strijd tegen zwaarmoedigheid en vergankelijk-heid, en tevens van zijn levenslust, zijn mystieke levensgevoel en zijn scherpe oog voor het ogenschijnlijk kleine en onbeduidende. Bovenal maken zijn gedichten duidelijk hoe belangrijk het schrijven voor hem was: hij behield de zin in het leven doordat hij erover kon dichten.
Aan de hand van belangrijke thema's beschouwt Rémon van Gemeren het oeuvre van Eijkelboom. Hij geeft een verfijnd, interessant beeld van de ontwikkelingen binnen het werk en toont aan dat de stijl en inhoud een onlosmakelijke eenheid vormen. Voor de onervaren lezer is het een aangename kennismaking met Jan Eijkelboom, voor de kenner een boeiende verdieping in zijn poëzie.
Aan de hand van belangrijke thema's beschouwt Rémon van Gemeren het oeuvre van Eijkelboom. Hij geeft een verfijnd, interessant beeld van de ontwikkelingen binnen het werk en toont aan dat de stijl en inhoud een onlosmakelijke eenheid vormen. Voor de onervaren lezer is het een aangename kennismaking met Jan Eijkelboom, voor de kenner een boeiende verdieping in zijn poëzie.