Hij zoekt naar de maƮtresse van Colijn, jaagt in Engeland op bijzondere boeken en komt op het spoor van de geheime relatie tussen Renate Rubinstein en Simon Carmiggelt.
Zijn reislust brengt hem naar Londen en Parijs en naar Praag en Boedapest, wat prachtige verhalen oplevert. Ondertussen danst hij met een ten dode opgeschreven Jan Vrijman, volgt hij het spoor van Kafka in Mariƫnbad, bezoekt hij de ouders van Theo van Gogh en schrijft een lijkrede voor een hem onbekende kanariekweker.
Door dat alles heen beschrijft hij het tragische lot van Erich Passmann, een Duitse Jood die in 1933 naar Nederland vluchtte en met Cornelissens tante trouwde.