Een roman over liefde, religie, familiebanden en verantwoordelijkheid tegen de achtergrond van een allesvernietigende natuurramp.
Picavet, die aan het gangpad zat, stond op, rechtte zijn rug, knakte met zijn vingers en waggelde weg. Helemaal naar het midden van de tram. Zo hier en daar keek een passagier even op. Eentje wees op zijn voorhoofd. Anna zat te schateren. Toen hij weer terugkwam begon ze te klappen. Picavet ging zitten.
'Zie je wel,' zei Picavet. 'Is dat waggelen of niet?'
'Is het moeilijk?' vroeg Anna.
'Je moet goed oefenen. Maar je hebt er die het meteen kunnen.'