In 1962 verblijft V.S. Naipaul voor het eerst in India. Hij doorkruist het hele land, van Madras naar Kashmir en van Calcutta naar Bombay. Hij ziet de schrijnende armoede, de Indiase maatschappij die vastgelopen is in haar eigen kastenstelsel en de zielloze wijze waarop de Indiërs de vertrokken Britse kolonisators nabootsen. Op een tegelijkertijd betrokken en afstandelijke manier doet hij daarvan verslag in 'Een domein van duisternis'. Het boek is echter meer dan een reisverslag, het is ook een diepgravende analyse van de maatschappij van zijn voorvaderen. Het 'domein van duisternis' is daarom niet alleen het India dat nog omgeven was door een waas van romantische mythes toen Naipaul dit boek publiceerde, het is ook de onbekende kant van zichzelf die de schrijver ontdekte. In deze zin valt 'Een domein van duisternis' te lezen als een van de meest autobiografische geschriften van V.S. Naipaul.