In 'Mijn kleine waanzin' beschrijft Jan Brokken het dorp Rhoon, waar hij opgroeide als zoon van de Nederlands Hervormde predikant. Het is het dorp van de ouderlingen, herenboeren en tuinders. Cees de Reus is de zoon van de plaatselijke kastelein van café Tramzicht. Ook hij verhaalt over zijn leven in het dorp en over de ouderlingen, mijnheer pastoor en de boeren: De groenteboer, de melkboer, de kolenboer en de schillenboer. Het is een andere kant van hetzelfde dorp. Ondanks alle religieuze en sociale verschillen, die binnen het dorp bestaan, schets de schrijver, soms hilarisch, maar bijna altijd met een knipoog, een hechte dorpsgemeenschap, die bijna onmerkbaar uiteen valt: Van boerendorp naar forensenplaats. Een dorp, zoals vele dorpen van toen, die zijn verdwenen in hun eigen toekomst.