Behalve die oude Mayasteden zag Van Rijn monumentale steden als Antigua en San Cristobal de las Casas en veel fraaie koloniale stadjes. Natuurlijk vond hij bergen op zijn pad met steile klimmen waar hij zijn fiets soms moeizaam omhoog moest duwen. Tijdens de ijzingwekkende afdalingen werden de velgen van de fiets door het zware remmen gloeiend heet, wat hem soms voor lastige problemen plaatste.
In Chiapas maakte Van Rijn een toeristisch boottochtje door de Cañon del Sumidero, een duizend meter diepe kloof. Daar zag hij een naar beneden breder wordende driehoek met mossen op de rotswand. Van een afstand leek deze 1000 meter hoge driehoek net een kerstboom.
Lago Atitlan, grote gieren, een Mexicaanse verjaardag op een rancho, voorwereldlijke leguanen tussen oude ruïnes, een pelgrimstocht naar nergens, een bergdorpje waar een drinkwatersysteem werd geopend… Ook dit boek is meeslepend en vol humor geschreven. Van Rijn doet zijn reputatie als meester-verteller weer eer aan.