Tussen een toevallig begin en een zichtbaar en denkbaar einde, heeft, van 1830 tot vandaag, België bestaan. Een land dat het product werd van zijn eigen geschiedenis, niet meer maar ook niet minder artificieel dan eender welk ander land. Een land ook waar de elite steeds naar stabiliteit heeft gestreefd en waar mensen blijk hebben gegeven van een groot vermogen om zich aan te passen aan nieuwe krachten en ontwikkelingen. Hier zijn Mensen bezig geweest met overleven, met het verdedigen van hun belangen, met werken, liefhebben en spelen, met strijden of berusten, met het ambiëren van wat ze wilden zijn en hebben, soms in samenwerking, soms in onderlinge concurrentie. Ze hebben, in de brede betekenis van het woord, macht gebruikt om hun onderlinge relaties te regelen. Dit belangwekkende boek van Marc Reynebeau gaat over die mensen en die macht. Het gaat op zoek naar de individuen en de structuren die de geschiedenis van België mee hebben gemaakt. Het zoomt in op betekenisvolle details, die meer vertellen dan louter abstracte overzichten van politieke en andere ontwikkelingen, en kiest daarna weer voor het verhelderende vogelperspectief. Het leest als een verhaal, niet als een kroniek van feiten. Het is geen inventaris van helden en geleerden, geen galerij van boeven en domoren. Wat heeft België sinds zijn ontstaan in 1830 betekend? Hoe is de democratie er gegroeid? En de rijkdom? Hoe is de armoede er gebleven? Welke Belgen hebben bepaald dat België zou worden wat het is? Door welke krachten en omstandigheden is het land geëvolueerd? Hoe en waarom heeft het uiteindelijk toch zijn eenheidsstructuur verloren? En vooral: wat hebben mensen als u en ik met deze geschiedenis te maken?