'Opgejaagd door de onrust waarmee ik wakker was geworden, waarmee ik misschien wel had geslapen, maar die me vreemd was, die niet eens een naam of een gezicht had, bewoog ik me door mijn huis zonder naar iets of iemand op weg te zijn. Ik zocht niets. Ik verlangde naar niemand. Ik liep van vertrek naar vertrek om een stoel te verschuiven en weer op de oude plaats terug te zetten, om ramen open en even later weer dicht te doen, om een schilderij van de muur te halen en weer terug te hangen, om het portret omgekeerd op de schoorsteen neer te leggen, weg te lopen en onmiddellijk terug te gaan omdat de kamer zonder de omlijste lach een onbewoonbare kamer werd.
Iets dreef me voort, iets joeg me terug om me dan opnieuw voort te drijven. Dwazen had ik zo door de straten van de stad zien dolen, opgejaagd door een onzichtbare motor, door een voorgevoel dat hen, de verdoemden of uitverkorenen, leek te waarschuwen voor onheil dat kwam aandrijven zonder dat iemand het in de gaten had.'
Zo begint deze roman van Fleur Bourgonje. De hoofdpersoon van Een huis voor het leven hoort binnen korte tijd dat haar moeder naar een bejaardentehuis vertrekt en dat haar dochter op kamers gaat wonen. Dat leidt tot een plotselinge crisis die haar verplicht haar hele verleden te overzien.
Iets dreef me voort, iets joeg me terug om me dan opnieuw voort te drijven. Dwazen had ik zo door de straten van de stad zien dolen, opgejaagd door een onzichtbare motor, door een voorgevoel dat hen, de verdoemden of uitverkorenen, leek te waarschuwen voor onheil dat kwam aandrijven zonder dat iemand het in de gaten had.'
Zo begint deze roman van Fleur Bourgonje. De hoofdpersoon van Een huis voor het leven hoort binnen korte tijd dat haar moeder naar een bejaardentehuis vertrekt en dat haar dochter op kamers gaat wonen. Dat leidt tot een plotselinge crisis die haar verplicht haar hele verleden te overzien.