Kiek is bang. Haar vader is ver weg, in een land waar het oorlog is. Hij is dokter en wil mensen helpen. Maar het is daar levensgevaarlijk. Hij kan een ziekte krijgen, of een ongeluk. En er zijn verdwaalde kogels! De moeder van Kiek stelt haar gerust. Bijna niemand heeft een dode vader. De kans dat Kieks vader iets ergs overkomt is maar heel klein. Kiek wil de kans nog kleiner maken. Ze krijgt een idee… Ik keek naar Mona, onze hond. Ik kende niemand met een dode hond én een dode vader. Een dode hond én een dode vader. Dat kwam bijna niet voor. Mijn moeder zou zoiets een kleine kans noemen. En een nog kleinere kans was iemand met een dode muis, een dode hond en een dode vader. ‘Mag ik een muis?’ vroeg ik aan mijn moeder.