Yorkshire, de zomer van 1946. De oorlog is net voorbij, er zijn voedselrantsoenen en men betaalt met kledingcoupons. De scholieren Hetty, Una en Lieselotte hebben een staats beurs gekregen en zijn aangenomen bij de beste universiteiten van het land. Ze kunnen niet wachten om uit hun ingeslapen kuststadje te vertrekken. Maar eerst bespreken de drie hun zomerplannen. Hetty is toegelaten tot de studie let terkunde in Londen, en gaat met een koffer vol boeken naar het Lake District om nog gauw haar literatuurkennis op peil te brengen. Bijkomend voordeel: zo hijgt haar bemoeizieke moeder haar niet zo in de nek. Una maakt zich op voor een fietsvakantie door de country side met een jongeman die als kind bij de viswinkel werkte en daarom bekend staat als ‘Ray de visjongen’. De joodse Lieselotte – die met het kindertransport uit nazi-Duitsland is gevlucht en is ondergebracht bij een Quaker-familie, en door haar klasgenoten altijd ‘die Duitse’ wordt genoemd – besluit halsoverkop haar enige nog levende familielid op te zoeken in de Verenigde Staten.
In Een lange zomer vrij is rasverteller Jane Gardam op de toppen van haar kunnen. Ze toont ons drie jonge vrouwen op de drempel van volwassenheid: klaar om Yorkshire, de oorlog en de eeuwige verwachtingen van hun ouders achter zich te laten. Maar wat als ze die zomer ook afstand nemen van elkaar?