De drieëntwintigjarige Wiebke heeft een pijnlijke winter achter de rug. Ze heeft net een affaire beëindigd en is nog steeds niet geslaagd voor haar laatste examen. Ze moet er echt even tussenuit maar haar spaarpot is zo goed als leeg. En dus besluit Wiebke haar tante Larissa op te zoeken op haar door bramenstruiken omringde boerderijtje aan de Müritz.
Larissa heeft veel meegemaakt in het leven, en vooral in de liefde, en besloot daarom naar het platteland te verhuizen om opnieuw te beginnen. De inwoners van het rustige dorp geven haar de ruimte die ze nodig heeft. Larissa is precies zoals Wiebke zou willen zijn: onafhankelijk, sterk en een ware levensgenieter. Maar hoe langer de zomer duurt, hoe meer Wiebke zich realiseert dat Larissa zelf ook haar twijfels, kwetsbaarheden en verlangens heeft. Ze leren elkaar om weer te mogen dromen en wanneer de liefde op hun pad komt, wordt hun gedeelde zomer een emotionele wervelwind.