Op een boerderij in Afrika woont Vivian met haar vader. Ze zijn gevlucht voor het geweld van de Tweede Wereldoorlog. Terwijl haar vader niets liever wil dan teruggaan naar zijn geboorteland, is Afrika voor Vivian haar thuis. Het Kikuyu-jongetje Jogona is haar beste vriend. Van hem leert ze spreken, denken en voelen als een Kikuyu. Om de vriendschap te bevestigen eet ze een mondvol aarde, om Jogona nooit te verliezen raadpleegt ze de medicijnman. Als de oorlog voorbij is betekent dat voor Vivian een verhuizing naar een onbekend land.