Teuntje de Haan is een peuter als Nederland in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 wordt getroffen door een van de grootste natuurrampen die Europa in eeuwen is overkomen. In enkele uren overspoelt de zee met donderend geweld het zuidwesten van het land. Haar vader vertrekt in het holst van die nacht om mensen te gaan helpen. Samen met haar moeder en haar broertje brengt ze vier bange dagen door op een ijskoude zolder, vergeefs wachtend op zijn terugkeer.
Meer dan zestig jaar later reconstrueert De Haan de gebeurtenissen. Ze leest politieverslagen, keert terug naar het dorp waar ze woonde en ontdekt materiaal dat niet alleen een completer beeld geeft van de vader die ze nooit heeft gekend, maar ook van wat er in de rampnacht precies is gebeurd.
Meer dan zestig jaar later reconstrueert De Haan de gebeurtenissen. Ze leest politieverslagen, keert terug naar het dorp waar ze woonde en ontdekt materiaal dat niet alleen een completer beeld geeft van de vader die ze nooit heeft gekend, maar ook van wat er in de rampnacht precies is gebeurd.