Paul, de assistent van haar vader, neemt haar mee op wandelingen door Kyoto en naar Zen-tuinen, en geleidelijk beginnen de stenen en de bomen haar te kalmeren, evenals de wandelingen en de maaltijden. Langzaam begint Roos het Japanse deel van haar identiteit te accepteren en ontmoet ze kennissen van haar vader, waaronder een alcoholische pottenbakker en dichter, een oude vriendin, een huishoudster en een chauffeur. In de aanloop naar het voorlezen van het testament leidt Paul Roos langs een vreemde route die door de overledene is uitgestippeld en waarmee hij zich emotioneel openstelt voor zijn dochter.
‘Een vrouw treedt in de voetsporen van haar vader in het landelijke Japan. Schitterend. (...) Een roos alleen is een roman zoals er maar weinig bestaan. Mooi, delicaat, intelligent... Je moet het lezen omdat het intens is, omdat het groot is, omdat het verontrustend is.’
– Le Figaro Littéraire
‘Gratie en verfijning in een korte, subtiel raadselachtige roman.’
– L’Avenir (België)