Een man rijdt in zijn auto zonder te weten waar hij heen gaat. Hij slaat afwisselend linksaf en rechtsaf en komt ten slotte in een bos op een weg met diepe sporen. Hij stopt pas als de auto vast komt te zitten in de modder en niet meer voor- of achteruit kan. Het begint te sneeuwen, het wordt donker en koud, maar in plaats van hulp te halen, loopt de man een pad in het bos af – ook al is het zo donker geworden dat hij tussen de bomen nauwelijks iets meer kan zien; ook al weet hij dat het dwaas is om te doen.
Een schitterend wit is een briljant verhaal over de grens tussen leven en dood.