Hamburg, 1913. Als Hedda haar baan als hoofdtuinier bij de Joodse bankiersfamilie Clarenburg inneemt, heeft ze het niet makkelijk. Ze is de eerste vrouw die deze functie bekleedt op het parkachtige terrein boven de Elbe en wordt dan ook argwanend bekeken door haar uitsluitend mannelijke collega’s. Niet alleen haar mentale doorzettingsvermogen wordt op de proef gesteld, maar ook fysiek wordt er veel van haar gevraagd op het enorme landgoed. Als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, en de middelen schaarser worden, slaagt Hedda er door haar vindingrijkheid toch in om haar tuiniersdroom te realiseren. Maar als de tijden in de jaren dertig duisterder worden, komen zowel Hedda, die Joodse voorouders heeft, als de familie Clarenburg in gevaar.